Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1211

Datum uitspraak2005-08-15
Datum gepubliceerd2005-08-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 05/38
Statusgepubliceerd


Indicatie

handhaving onevenredig in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG sector bestuursrecht enkelvoudige kamer ___________________________________________________ UITSPRAAK ____________________________________________________ Reg.nr.: Awb 05/38 Inzake: Hotel Goes B.V., gevestigd te Goes, eiseres, gemachtigde: mr. B.H. Vader, advocaat te Oost-Souburg, tegen: het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, verweerder. I. Procesverloop Bij besluit van 13 juli 2004 heeft verweerder eiseres onder aanzegging van bestuursdwang gelast de op het perceel, kadastraal bekend gemeente Goes sectie V nummer 554, geplaatste zuil met als opschrift ‘Motel Goes’ met daarboven en -onder de afbeelding van een Toekan, alsmede de (rb: afbeelding van een) Toekan, die is geplaatst op het dak van het op dit perceel gelegen Motel Goes, te verwijderen vóór 20 augustus 2004. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 december 2004 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is op 24 juni 2005 behandeld ter zitting. Voor eiseres zijn verschenen haar bovengenoemde gemachtigde alsmede de heer [naam] Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden H.G.O. Hinderink en W. Maljaars. II. Overwegingen 1.Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Landschapsverordening Zeeland 2001 (hierna: LSV) is het verboden om buiten de bebouwde kom borden, vlaggen en spandoeken te plaatsen, te doen plaatsen, aan te brengen, dan wel als eigenaar of andere zakelijk gerechtigde of gebruiker van enige onroerende zaak plaatsing op, aan of tegen die onroerende zaak toe te staan. Ingevolge artikel 3, eerste lid aanhef en onder a van de LSV geldt het in artikel 2 bedoelde verbod niet voor borden, die kennelijk tot de meubilering of stoffering van een gebouw behoren, mits deze 1º. tegen het gebouw zijn geplaatst en 2º. niet boven het gebouw uitsteken. Ingevolge artikel 3, eerste lid aanhef en onder d van de LSV geldt het in artikel 2 bedoelde verbod niet voor borden die betrekking hebben op enig beroep, enig bedrijf of enige dienst, uitgeoefend in een gebouw, mits niet meer dan twee borden bij het gebouw of bij de inrit daar naar toe zijn aangebracht. In artikel 4 respectievelijk onder b., c. en e. - voor zover van belang - is bepaald dat (b) de borden bedoeld in artikel 3, eerste lid onder d niet verlicht zijn, dat (c.) de oppervlakte van de borden bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d maximaal 1,5 m² bedraagt en dat (d.) de totale hoogte van de borden, bedoeld in artikel 3 niet meer dan 2,50 m. boven het maaiveld bedraagt. Op grond van artikel 5 van de LSV kunnen gedeputeerde staten al dan niet onder het stellen van voorwaarden artikel 2 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing, gelet op het belang van de bescherming van het landschap, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. 2.Eiseres exploiteert het hotel “Motel Goes” op een perceel gelegen ten westen van de bebouwde kom van Goes, aan de westzijde van de Deltaweg (A 256), de verbindingsweg tussen de autosnelweg A58 en Goes. Op het terrein van het hotel is aan de zuid-oostzijde van de hotelgebouwen een ca. 12 meter hoge zuil geplaatst met daarop het opschrift Motel Goes met daarboven en daaronder een afbeelding van een toekan. Tevens is op het dak van het hotel een afbeelding van een toekan geplaatst. 3.Verweerder stelt zich op het standpunt dat de in geding zijnde zuil en de toekan op het dak in strijd zijn met het bepaalde in artikel 2 en 4 van de LSV. De zuil voldoet voor wat betreft hoogte en oppervlakte niet aan de uitzonderingsbepaling van artikel 3, eerste lid onder d. De toekan op het dak voldoet niet aan de uitzonderingsbepaling van artikel 3, eerste lid onder a LSV omdat deze toekan boven het gebouw uitsteekt. Verweerder stelt dat de LSV overeenkomstig zijn beleid en ter voorkoming van precedentwerking consequent toegepast wordt in het gebied waarvoor deze geldt, te weten de gehele provincie Zeeland met uitzondering van de bebouwde kommen en de bedrijven- en industrieterreinen. Verweerder ziet geen aanleiding om ten aanzien van eiseres op grond van artikel 5 van de LSV het verbod van artikel 2 buiten toepassing te laten omdat eiseres de mogelijkheid heeft om met gebruikmaking van de uitzonderingsbepalingen van artikel 3 nog voldoende reclame-uitingen aan en naast haar gebouwen aan te brengen. 4.Eiseres stelt dat zij commercieel belang heeft bij de aanwezigheid van de borden, omdat automobilisten van een afstand door deze borden geattendeerd worden op de aanwezigheid van het hotel. Zij vreest inkomstenderving als de borden moeten worden verwijderd. Eiseres voert aan dat het verbod om reclameborden te plaatsen op en bij het hotel zeer onredelijk is, gezien de ligging daarvan ten opzichte van de omliggende wegen en de nabijheid van het bedrijventerrein met een veelheid aan reclameborden. De afwijzing van het beroep op de hardheidsclausule is dan ook gelet op de bijzondere situering van het hotel volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd. Eiseres voert tevens met een beroep op een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 mei 2005 aan dat verweerder 10 jaar heeft stilgezeten sinds de plaatsing van de borden, terwijl zij van de aanwezigheid daarvan op de hoogte kon zijn en dat verweerder daarom het recht op handhaving heeft verspeeld. Daarnaast meent eiseres dat verweerder ten onrechte niet getoetst heeft of de handhaving in dit geval in verhouding tot de met handhaving te dienen belangen onevenredig is. Eiseres stelt voorts dat de zuil en de toekan niet onder het verbod van artikel 2 van de LSV 2001 vallen, nu deze borden reeds in 1993 zijn geplaatst en dit artikel slechts het plaatsen, doen plaatsen, aanbrengen en het toestaan van het plaatsen van (onder meer) borden verbiedt, maar niet het hebben van een bord. Bovendien bevat artikel 4 van de LSV, gezien de redactie ervan, geen gebod of verbod zodat dit niet de basis van een bestuursdwang procedure kan vormen, aldus eiseres. De rechtbank overweegt als volgt. 5.Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht bestaat op legalisatie. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 6.Sinds 1 mei 1997 geldt in de provincie Zeeland een regeling ter behoud en ontwikkeling van het karakteristieke Zeeuwse landschapspatroon. Vanaf 1 oktober 2001 is deze regeling opgenomen in de LSV. De regeling heeft in het bijzonder tot doel een einde te maken aan de wildgroei van (reclame)borden en een aantasting daardoor van de landschappelijke kwaliteiten. Uitgezonderd van de werkingssfeer van de LSV zijn alleen de bebouwde kommen en de bedrijven- en industrieterreinen. Bij de invoering van de nieuwe regeling is, wegens de langdurige gedoogsituatie ten aanzien van in het landschap geplaatste borden, op ruime schaal aangekondigd dat een handhavingsactie zou volgen. In het kader van de handhavingsactie voor de regio Zuid-Beveland heeft verweerder eiseres bij brief van 23 april 2004 aangeschreven om de in geding zijnde zuil en de toekan op het dak te verwijderen. 7.De rechtbank stelt vast dat hotel Goes en de daarbij geplaatste zuil binnen het gebied waarvoor de LSV geldt zijn gelegen. Uit artikel 2 juncto artikel 4 van de LSV vloeit voort dat de in geding zijnde zuil en de afbeelding van de toekan op het dak van hotel Goes niet zijn toegestaan. De rechtbank verwerpt de stelling van eiseres dat het “hebben”, dat wil zeggen de enkele aanwezigheid, van een bord niet onder de verbodsbepaling zou vallen. Uit de formulering van het artikel vloeit logischerwijs voort dat ook de aanwezigheid van borden en dergelijke verboden is. 8.De rechtbank gaat ervan uit dat de aanwezigheid van de toekans de herkenbaarheid van hotel “Goes” als onderdeel van de Van der Valk hotelketen vergroot, en dat uit dien hoofde aannemelijk is dat eiseres een commercieel belang heeft bij de aanwezigheid van de “toekans”. Het feit dat deze toekans niet steeds vanuit alle richtingen vanaf de wegen in de omgeving goed zichtbaar zijn, zoals verweerder heeft gesteld, doet daar niet aan af. 9.Met betrekking tot de ligging van hotel Goes is het volgende uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken. Het terrein waarop het hotel staat is slechts gescheiden van het bedrijventerrein “De Poel” van de gemeente Goes door de genoemde vierbaans weg, De Deltaweg. Op en bij de bedrijfspanden op het bedrijventerrein “De Poel” zijn op borden, zuilen en dergelijke vele reclame-uitingen aangebracht, die vanuit alle richtingen in de directe omgeving goed zichtbaar zijn. Met name staan, vrijwel aan de rand van het bedrijventerrein dichtbij de Deltaweg twee reclamezuilen van aanzienlijke hoogte. Voorts is vrijwel direct aan de noordoostelijke zijde van het hotel een viaduct over de Deltaweg gelegen, waarover de verbindingsweg loopt vanuit Goes naar de aansluiting op de Deltaweg. Het oplopende talud van het viaduct strekt zich uit tot voor het terrein van het hotel. Aan de (zuid)westelijke zijde van het hotel is, vrijwel direct grenzend aan het terrein van het hotel, een zogenaamde trafo-elektriciteitscentrale gelegen. Daarvandaan lopen diverse hoogspanningsleidingen met bijbehorende masten, in noordelijke, zuidwestelijke, zuidelijke en zuidoostelijke richting. Aldus is het hotel gelegen tussen de trafocentrale enerzijds en het viaduct en het bedrijventerrein anderzijds, terwijl het omringende landschap doorsneden wordt door hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende hoogspanningsmasten. 10.Gelet op al deze aspecten van de situering ter plaatse van het hotel en de directe omgeving daarvan kan naar het oordeel van de rechtbank nauwelijks van een landschappelijke situatie, die bescherming behoeft in de zin van de LSV gesproken worden. 11.Voorts neemt de rechtbank in aanmerking, dat verweerder heeft besloten niet op te treden tegen de reeds met ontheffing op grond van de vóór 1 mei 1997 geldende Landschapsverordening uit 1948 op het dak van het hotel aanwezige blauwe borden voorzien van een witte “R”, terwijl deze borden eveneens onder het verbod van de LSV vallen. Er is ter plaatse dus reeds sprake van een uitzondering op de regels van de LSV. De “toekan”op het dak van het hotel is geplaatst bovenop deze borden met een “R”. Deze R is gelet op de grootte daarvan ook goed zichtbaar vanuit de omgeving. 12.Tenslotte acht de rechtbank van belang dat voor de zuil met de toekans door burgemeester en wethouders van Goes een bouwvergunning is verleend en derhalve kennelijk uit een oogpunt van welstand geen bezwaar tegen de zuil met de toekans bestaat. 13.Al deze omstandigheden in aanmerking genomen meent de rechtbank dat sprake is van een situatie waarin handhavend optreden jegens eiseres zodanig onevenredig zou zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in deze concrete situatie behoort te worden afgezien. 14.Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. 15.De rechtbank verwerpt overigens het beroep van eiseres op de uitspraak van de ABRS van 18 mei 2005. Die uitspraak betrof een situatie, waarin het met het vigerende bestemmingsplan strijdige gebruik op grond van overgangsrecht mocht worden voortgezet. 16.De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep gegrond vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat de gemeente Goes aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 273 (tweehonderddrieënzeventig euro) vergoedt; veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Goes aan eiseres. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2005 door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Bins-Scheffer, griffier. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Nota bene: In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld. Afschrift verzonden op: